Heeft u een AutoCAD vraag?

Voordat je een vraag plaatst altijd eerst even de zoek functie gebruiken!

Ga naar het onderwerp en stel uw vraag onderaan de pagina.

Hiermee stelt u de weergaveopties voor het geselecteerde doorsnedevlak in.

Oproepmethoden
ac.mouse Lint: tabblad Home paneel Section Section Plane Settings
Snelmenu: Klik met de rechtermuisknop op een doorsnedelijn. Klik op Live Section Settings.

Het dialoogvenster Section Settings wordt weergegeven.

Dialoogvenster Section Settings

Hiermee stelt u de weergaveopties voor doorsnedevlakken in.

plane selction

Het dialoogvenster Section Settings bevat weergave-instellingen voor het maken van 2D- en 3D-doorsneden vanuit het dialoogvenster Generate Section / Elevation en voor het maken van livedoorsneden. Alle instellingen worden met het doorsnedeobject opgeslagen.

De volgende opties worden weergegeven.

Section Plane
Als er geen doorsnedevlak geselecteerd is, geeft u op welk doorsnedevlak bewerkt moet worden.

Select Section Plane
Hiermee wordt het dialoogvenster Section Settings tijdelijk gesloten, zodat u een doorsnedeobject kunt selecteren in het tekengebied.

Setting type
Hiermee geeft u op welke eigenschapstypen worden weergegeven in de lijst met eigenschappen.

2D Section / Elevation Block Creation Settings
Hiermee bepaalt u hoe een 2D-doorsnede van een 3D-object weergegeven wordt wanneer deze gegenereerd wordt.

3D Section Block Creation Settings
Hiermee bepaalt u hoe een 3D-object weergegeven wordt wanneer dit gegenereerd wordt.

Live Section Settings
Hiermee bepaalt u hoe doorsnedeobjecten in de tekening worden weergegeven wanneer het maken van livedoorsneden ingeschakeld is.

Activate Live Section

Hiermee kunt u het maken van livedoorsneden voor het geselecteerde doorsnedeobject inschakelen.

Properties
Hiermee stelt u de eigenschappen in die op het nieuwe doorsnedeblok worden toegepast.

Intersection Boundary
Hiermee stelt u de weergave in van lijnsegmenten die het snijpuntoppervlak van het doorsnedeobjectvlak omlijnen.

  • Color.Hiermee stelt u de kleur van de snijpuntgrens in.
  • Layer. (Alleen 2D- en 3D-doorsnedeblokken.) Hiermee bepaalt u de laag. Selecteer een bestaande laag of selecteer *LayerByObject* om het blokcomponent op een aparte laag te zetten. Als u een eigen voor- of achtervoegsel aan de *LayerByObject*-naam wilt toevoegen, klik dan op New Layer Name Settings om het dialoogvenster New Layer Name te openen.
  • Linetype. Hiermee stelt u het lijntype in op ByLayer, ByBlock of een ander door u opgegeven type.
  • Linetype Scale.Hiermee wordt de schaal van het lijntype ingesteld.
  • Plot Style. (Alleen 2D- en 3D-doornsnedeblokken.) Hier wordt de actieve plotstijl weergegeven.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.
  • Division Lines. (Alleen 2D-doornsnedeblokken.) Hiermee stelt u in of scheidingslijnen worden weergegeven.
  • Show. (Alleen beschikbaar voor 3D-doornsnedeblokken.) Hiermee stelt u in of de snijpuntgrens wordt weergegeven.

Intersection Fill
Hiermee stelt u de optionele vulling in die binnen het grensgebied van het snijoppervlak wordt weergegeven waar het doorsnedeobject het 3D-object snijdt.

  • Show.Hiermee stelt u in of de snijpuntvulling wordt weergegeven.
  • Face Hatch. Hiermee stelt u het arceerpatroon in dat gebruikt moet worden voor het vlak van het snijoppervlak. Klik op Select Hatch Pattern Type om een patroon van een lijst te selecteren.
  • Angle. Hiermee wordt de arceerhoek ingesteld.
  • Hatch Scale. Hiermee wordt de arceerschaal ingesteld.
  • Hatch Spacing. Hiermee wordt de afstand tussen arceerlijnen opgegeven.
  • Color. Hiermee stelt u de kleur van de snijpuntvulling in.
  • Layer. (Alleen 2D- en 3D-doorsnedeblokken.) Hiermee bepaalt u de laag. Selecteer een bestaande laag of selecteer *LayerByObject* om het blokcomponent op een aparte laag te zetten. Als u een eigen voor- of achtervoegsel aan de *LayerByObject*-naam wilt toevoegen, klik dan op New Layer Name Settings om het dialoogvenster New Layer Name te openen.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.
  • Linetype Scale.Hiermee wordt de schaal van het lijntype ingesteld.
  • Plot Style. (Alleen 2D- en 3D-doornsnedeblokken.) Hier wordt de actieve plotstijl weergegeven.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.
  • Surface Transparency. (Alleen beschikbaar voor livedoorsneden.) Hiermee stelt u het transparantiepercentage voor de snijpuntvulling in.

Background Lines
(Alleen 2D- en 3D-doornsnedeblokken.) Hiermee regelt u de weergave van achtergrondlijnen.

  • Show. (Alleen 2D-doornsnedeblokken.) Hiermee stelt u in of de component wordt weergegeven.
  • Hidden Line. (Alleen 2D-doornsnedeblokken.) Hiermee stelt u in of verborgen lijnen (lijnen achter andere lijnen in de 3D-weergave) worden weergegeven.
  • Color. Hiermee stelt u de kleur van de component in.
  • Layer. Hiermee stelt u de laag van de component in. Selecteer een bestaande laag of selecteer
  • LayerByObject* om het blokcomponent op een aparte laag te zetten. Als u een eigen voor- of achtervoegsel aan de *LayerByObject*-naam wilt toevoegen, klik dan op New Layer Name Settings om het dialoogvenster New Layer Name te openen.
  • Linetype. Hiermee stelt u het lijntype in op ByLayer, ByBlock of Continuous.
  • Linetype Scale.Hiermee wordt de schaal van het lijntype ingesteld.
  • Plot Style. (Alleen beschikbaar voor 2D- en 3D-doornsnedeblokken.) Hier wordt de actieve plotstijl weergegeven.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.

Curve Tangency Lines
(Alleen 2D-doornsnedeblokken.) Hiermee regelt u de opname van kromme lijnen die het doorsnedevlak raken

  • Show.Hiermee stelt u in of de krommen die het doorsnedevlak raken, worden weergegeven.
  • Color. Hiermee stelt u de kleur in van de krommen die het doorsnedevlak raken.
  • Layer. Hiermee stelt u de laag in van de de krommen die het doorsnedevlak raken. Selecteer een bestaande laag of selecteer *LayerByObject* om het blokcomponent op een aparte laag te zetten. Als u een eigen voor- of achtervoegsel aan de *LayerByObject*-naam wilt toevoegen, klik dan op New Layer Name Settings om het dialoogvenster New Layer Name te openen.
  • Linetype. Hiermee stelt u het lijntype in op ByLayer, ByBlock of Continuous.
  • Linetype Scale. Hiermee wordt de schaal van het lijntype ingesteld.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.

Cut-away Geometry
Hiermee stelt u eigenschappen voor opengewerkte objecten in.

  • Show. Hiermee stelt u in of de component wordt weergegeven.
  • Color. (Alleen 3D-doornsnedeblokken en livedoorsneden.) Hiermee stelt u de kleur van de opengewerkte geometrie in.
  • Layer. (Alleen 2D- en 3D-doornsnedeblokken.) Hiermee stelt u de laag van de opengewerkte geometrie in. Selecteer een bestaande laag of selecteer *LayerByObject* om het blokcomponent op een aparte laag te zetten. Als u een eigen voor- of achtervoegsel aan de *LayerByObject*-naam wilt toevoegen, klik dan op New Layer Name Settings om het dialoogvenster New Layer Name te openen.
  • Linetype. Hiermee stelt u het lijntype in op ByLayer, ByBlock of Continuous.
  • Linetype Scale. Hiermee wordt de schaal van het lijntype ingesteld.
  • Lineweight. Hiermee stelt u de lijndikte in als ByLayer of ByBlock, of wijst u de standaardwaarde of een unieke waarde toe.
  • Face Transparency. (Alleen livedoorsneden.) Hiermee stelt u het transparantiepercentage in voor het vlak dat gemaakt wordt waar het livedoorsnedeobject aan de 3D-objecten gekoppeld wordt.
  • Edge Transparency. (Alleen livedoorsneden.) Hiermee stelt u het transparantiepercentage voor de randen van de voorgrondlijnen in.

Apply Settings to All Section Objects
Wanneer deze optie is geselecteerd, worden alle instellingen op alle doorsnedeobjecten in de tekening toegepast. Is deze optie niet geselecteerd, dan worden de instellingen alleen op het actieve doorsnedeobject toegepast.

Reset
Hiermee zet u alle instellingen in het dialoogvenster op hun standaardwaarden terug.

Dialoogvenster New Layer Name
Hiermee voegt u een eigen voor- of achtervoegsel aan laagnamen toe, zodat u componenten van doorsnedeblokken beter kunt organiseren.

new layer name

Alle geometrie van doorsnedeblokken wordt standaard geplaatst op laag 0 (nul). U kunt echter voor- en achtervoegsellabels opgeven zodat u componenten van doorsnedeblokken beter kunt organiseren, zoals snijpuntgrenzen en -opvulling. Bij invoer van het doorsnedeblok worden de componenten op nieuwe lagen geplaatst. Deze krijgen de naam van de laag die het doorsnedeobject bevat, in combinatie met een door u opgegeven voor- of achtervoegsel. Als het doorsnedevlak objecten op twee of meer lagen bevat, wordt een respectievelijk aantal nieuwe objectlagen gemaakt.

U maakt bijvoorbeeld een achtervoegsel met de naam “_keuken” en selecteert vervolgens *ObjectByLayer*_keuken in het dialoogvenster Section Settings onder Intersection Boundary. Als u een doorsnedeblok maakt dat objecten op de lagen Muren en Kastjes in tweeën deelt, worden er twee nieuwe lagen gemaakt die blokgeometrie voor snijpuntgrenzen bevatten: Muren_keuken en Kastjes_keuken.

U kunt het uiterlijk van groep blokcomponenten eenvoudig aanpassen door hun eigenschappen te wijzigen. Als een eigenschap zoals Color in het dialoogvenster Section Settings is ingesteld als objectoverschrijving, kunt u de eigenschap op die locatie wijzingen. Als de eigenschap is ingesteld op ByLayer, kunt u deze wijzigen in de Layer Properties Manager.

Lijst met opties

De volgende opties worden weergegeven.

Added Text Type
Hiermee geeft u op hoe identificerende tekst voor het component van het doorsnedeblok aan de laagnaam wordt toegevoegd.

  • None. Er wordt geen extra tekst aan de laagnaam toegevoegd. De geometrie van het doorsnedeblok wordt op dezelfde laag als de originele geometrie geplaatst.
  • Prefix. Als de eigenschap Layer in het dialoogvenster Section Settings is opgegeven als
  • ObjectByLayer*, dan wordt het label voor de laagnaam geplaatst.
  • Suffix. Als de eigenschap Layer in het dialoogvenster Section Settings is opgegeven als
  • ObjectByLayer*, dan wordt het label achter de laagnaam geplaatst.

Text Added to the Existing Layer Name
Hiermee geeft u op dat identificerende tekst wordt toegevoegd aan de naam van de laag die de geometrie van het component bevat, wanneer het doorsnedeblok wordt ingevoerd.

SketchUp Pro - Stunt aanbieding