Bij het maken van een lay-out kunt u de informatie van een bestaande sjabloon toepassen.
Een lay-outsjabloon is een uit een DWG- of DWT-bestand geïmporteerde lay-out. Bij het maken van een lay-out kunt u de informatie van een bestaande sjabloon toepassen. Het programma bevat voorbeelden van lay-outsjablonen die u kunt gebruiken als u een nieuwe lay-outomgeving ontwerpt. De objecten van het papierkader en de pagina-instellingen in de bestaande sjabloon worden in de nieuwe lay-out gebruikt. De objecten van de lay-out worden dus met inbegrip van eventuele vensterobjecten in het papierkader weergegeven. U kunt de bestaande objecten van de geïmporteerde sjabloon behouden of verwijderen. Van het werkvlak worden geen objecten geïmporteerd.
U herkent de lay-outsjablonen aan de bestandsextensie .dwt. U kunt echter een lay-outsjabloon of een lay-out van elke tekening of tekeningsjabloon in de actieve tekening importeren.
Een lay-outsjabloon opslaan
Elke tekening kan worden opgeslagen als een tekeningsjabloon (DWT-bestand), inclusief alle objecten en layout-instellingen. Met de optie Save As van de opdracht LAYOUT kunt u een lay-out in een nieuw DWT-bestand opslaan. Het sjabloonbestand wordt opgeslagen in de map voor tekeningsjablonen die is opgegeven op het tabblad Support van het dialoogvenster Options. De lay-outsjabloon heeft de extensie .dwt of .dwg net zoals een tekeningsjabloon of een tekeningbestand, maar het bestand bevat weinig informatie die niet essentieel is voor de lay-out.
Als u een nieuwe lay-outsjabloon maakt, worden alle benoemde opties, zoals blokken, lagen en bematingsstijlen die in de lay-out worden gebruikt, bij de sjabloon opgeslagen. Deze tabeldefinities worden als een onderdeel van de layout-instellingen geïmporteerd als u de sjabloon in een nieuwe lay-out importeert. Voor het maken van een nieuwe lay-outsjabloon is het raadzaam de optie Save As van de opdracht LAYOUT te gebruiken. Als u de optie Save As gebruikt, worden niet-gebruikte tabeldefinities niet met het bestand opgeslagen. Deze worden niet toegevoegd aan de nieuwe lay-out waarin u de sjabloon importeert.
Als u een lay-out van een tekening of een sjabloon invoegt die niet is gemaakt met de optie Save As van de opdracht LAYOUT, worden tabeldefinities die in de tekening maar niet in de lay-out worden gebruikt, in de lay-out ingevoegd. Gebruik de opdracht PURGE om overbodige tabeldefinities te verwijderen.
Een lay-out invoegen met DesignCenter
In DesignCenter™ kunt u een lay-out inclusief de objecten vanaf een willekeurige tekening naar de actieve tekening slepen.
Als u met DesignCenter een lay-out in een tekening invoegt, wordt een nieuwe lay-out gemaakt met alle objecten van het papierkader, definitietabellen en blokdefinities van de bronlay-out. Papierkaderobjecten die u niet nodig hebt, kunt u verwijderen. Met de opdracht PURGE kunt u overbodige tabeldefinities uit de nieuwe lay-out verwijderen.
Procedure
Een lay-out maken met een lay-outsjabloon
1. Klik op menu Insert > Layout > Layout From Template.
2. Selecteer in het dialoogvenster Select Template From File een tekeningsjabloon uit de lijst.
3. Klik op Open.
4. Selecteer in het dialoogvenster Insert Layout(s) de lay-outsjabloon uit de lijst. Klik op OK.
Aan de hand van de geselecteerde lay-outsjabloon wordt een nieuwe lay-out gemaakt. De nieuwe lay-out krijgt de naam Layout plus het eerstvolgende nummer uit de reeks plus de naam van de geïmporteerde lay-out.
Als u bijvoorbeeld een lay-out met de naam ANSI D uit een lay-outsjabloon invoegt, en de tekening al twee lay-outs bevat, namelijk Layout1 en Layout2, krijgt de nieuwe lay-out de naam Layout3 - ANSI D.
Ga als volgt te werk om een lay-outsjabloon op te slaan:
1. Typ layout achter de prompt Command.
2. Typ sa achter de prompt om de actieve lay-out op te slaan als een sjabloon.
3. Geef een naam op voor de lay-out die u opslaat.
4. Typ de bestandsnaam voor de tekeningsjabloon die u opslaat in het dialoogvenster Create Drawing File.
5. Selecteer Drawing Template File (.dwt) bij Files of Type.
6. Klik op Save.
Een lay-out invoegen via DesignCenter
1. Klik op tabblad View > paneel Palettes > DesignCenter.
2. Zoek de tekening met de lay-out die u opnieuw wilt gebruiken in de structuurweergave.
3. Dubbelklik op de naam van de tekening om de bijbehorende opties uit te vouwen.
4. Selecteer het pictogram Layouts om de afzonderlijke lay-outs in het inhoudsgebied weer te geven.
5. Gebruik een van de volgende methoden om de lay-out in te voegen in de actieve tekening:
* Sleep het pictogram van de lay-out van het inhoudsgebied naar het tekengebied.
* Selecteer een lay-out in het inhoudsgebied en klik met de rechtermuisknop. Klik op Add Layout(s).
* Dubbelklik op de lay-out in het inhoudsgebied.
Opdrachten
ADCENTER
Hiermee wordt inhoud zoals blokken, xref's en arceerpatronen beheerd en ingevoegd.
LAYOUT
Hiermee maakt en wijzigt u lay-outs voor de tekening.
PAGESETUP
Hiermee kunt u de pagina-indeling, het plotapparaat, papierformaat en andere instellingen voor elke nieuwe lay-out bepalen.
PCINWIZARD
Hiermee geeft u een wizard weer voor het importeren van plotinstellingen van PCP- en PC2-configuratiebestanden in het tabblad Model of in de actieve lay-out.
PURGE
Hiermee kunt u ongebruikte items, zoals blokdefinities en lagen, uit de tekening verwijderen.
Systeemvariabelen
TDCREATE
Deze systeemvariabele bevat de lokale tijd en datum waarop de tekening werd gemaakt.
TDUCREATE
Deze systeemvariabele bevat de universele tijd en datum waarop de tekening werd gemaakt.
TDUPDATE
Deze systeemvariabele bevat de lokale tijd en datum van de laatste bewerking/opslag.
TDUUPDATE
Deze systeemvariabele bevat de universele tijd en datum van de laatste bewerking of opslag.