Heeft u een AutoCAD vraag?

Voordat je een vraag plaatst altijd eerst even de zoek functie gebruiken!

Ga naar het onderwerp en stel uw vraag onderaan de pagina.

Hiermee wordt een bestaande arcering of opvulling gewijzigd.

Oproepmethoden

HATCHEDIT Knop


ac.mouse Lint: tabblad Home > paneel Modify > Edit Hatch
ac.mouse Menu: Modify > Object > Hatch
ac.mouse Werkbalk: Modify II
Snelmenu: Klik met de rechtermuisknop op een geselecteerd arceerobject en klik vervolgens op Hatch Edit.

Hiermee wijzigt u arceringseigenschappen, zoals patroon, schaal en hoek voor een bestaande arcering of opvulling.

De volgende opties worden weergegeven:

Select associative hatch object: Gebruik een objectselectiemethode

Wanneer het lint actief is, wordt de contextafhankelijke linttab Hatch Editor weergegeven. Is het lint uitgeschakeld, dan wordt het dialoogvenster Hatch Edit weergegeven.

Als u -hatchedit typt achter de opdrachtprompt, worden de relevante opties achter de opdrachtprompt weergegeven.

Dialoogvenster Hatch Edit

de opties in het dialoogvenster Hatch Edit zijn hetzelfde als die in het dialoogvenster Hatch and Gradient. Sommige opties zijn alleen beschikbaar wanneer u arceringen maakt.

Hatch Editor (contextafhankelijke linttab)

De volgende opties worden weergegeven:

Paneel Boundaries

Pick Points
Hiermee bepaalt u een grens van bestaande objecten die een omsloten gebied rond het gespecificeerde punt vormen.

Terwijl u interne punten uitzoekt, kunt u op elk moment een snelmenu met verschillende opties weergeven door met de rechtermuisknop in de tekening te klikken.



Select
Hiermee kunt u een grens bepalen met behulp van geselecteerde objecten die een ingesloten gebied vormen.

Wanneer u de optie Select Objects gebruikt, worden objecten binnen de grens niet automatisch gedetecteerd. U moet de objecten binnen de geselecteerde grens selecteren, zodat die objecten in de actieve eilandherkenningsstijl kunnen worden gearceerd of opgevuld.



Telkens wanneer u op Select Objects klikt, wordt de vorige selectiegroep met HATCH gewist.



Terwijl u objecten selecteert, kunt u op elk moment een snelmenu weergeven door met de rechtermuisknop in de tekening te klikken. U kunt de laatste selectie of alle selecties annuleren, de selectiemethode wijzigen, de stijl voor het herkennen van eilanden wijzigen, of een schermvoorbeeld van de arcering of verloopopvulling bekijken.

Remove
Hiermee verwijdert u alle objecten van de grensdefinitie die er eerder aan toegevoegd waren.

Recreate
Hiermee wordt een polylijn of 2D-entiteit rond de geselecteerde arcering of vulling gemaakt, en kan het hatch-object er eventueel aan gekoppeld worden.

Display Boundary Objects
Hiermee worden de kadergrips voor de geselecteerde arcering weergegeven zodat u zowel de begrenzing als het arceerobject via de grips kunt bewerken.

Wanneer u een niet-associatieve arcering selecteert of de optie Display Boundary Objects gebruikt, worden er de kadergrips van de arcering weergegeven.

Wanneer u een associatieve arcering selecteert, wordt er één grippunt weergegeven. Gebruik de optie Display Boundary Objects om de kadergrips weer te geven voor de objecten die aan de arcering gekoppeld zijn. U kunt associatieve arceringen alleen bewerken door de grips van de gekoppelde grensobjecten te verslepen.

Don’t Retain Boundaries
Er wordt geen apart object gemaakt dat de arcering omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Retain Boundaries - Polyline
Hiermee wordt een polylijn gemaakt die het arceerobject omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Retain Boundaries - Region
Hiermee wordt een 2D-entiteitobject gemaakt dat elk arceerobject omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Zie Gebieden (2D-entiteiten) maken en combineren in de Gebruikershandleiding voor meer informatie over 2D-entiteiten.

Select New Boundary Set
Hiermee geeft u een beperkte groep objecten, een grensset genaamd, op voor evaluatie door het selectiepunt wanneer u de arcering maakt.

Use Current Viewport
Hier definieert u de grensset van alle objecten binnen de begrenzingen van het actieve venster. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Use Boundary Set
Hiermee definieert u de grensset op basis van de objecten die u met Define Boundary Set hebt geselecteerd. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Paneel Pattern
Hiermee kunt u schermvoorbeelden weergeven van alle vooraf gedefinieerde en aangepaste patronen.

Paneel Properties

Hatch Type
Hiermee geeft u op wat u wilt maken: een effen opvulling, een verloop, een vooraf gedefinieerd arceerpartroon of een door de gebruiker gedefinieerd arceerpatroon.

Vooraf gedefinieerde patronen zijn opgeslagen in het bijgeleverde bestand acad.pat of acadiso.pat.

Door de gebruiker gedefinieerde patronen zijn gebaseerd op het actieve lijntype in uw tekening. Een aangepast patroon is een patroon dat gedefinieerd is in een van de aangepaste PAT-bestanden die u aan het zoekpad hebt toegevoegd.

Hatch Color or Gradient Color 1
Hiermee geeft u de huidige kleur voor effen opvullingen en arceerpatronen op, of de eerste van twee verloopkleuren.

Background Color or Gradient Color 2
Hiermee geeft u de achtergrondkleur voor arceerpatronen op, of de tweede verloopkleur. Wanneer Hatch Type is ingesteld op Solid, is Gradient Color 2 niet beschikbaar.

Transparency
Hiermee wordt het transparantieniveau voor nieuwe arceerobjecten ingesteld en de standaardtransparantie voor het object overschreven.

Angle
Hiermee geeft u voor arceerobjecten van het type Gradient en Pattern een hoek op, relatief aan de X-as van het huidige UCS. Stel de arceerhoek in tussen de 0 en 359 graden met behulp van de schuifregelaar.

Scale
Hiermee vergroot of verkleint u een vooraf gedefinieerd of een aangepast arceerpatroon.

Spacing
Wanneer Hatch Type is ingesteld op User Defined, geeft u met deze optie de afstand tussen de lijnen op in een door de gebruiker gedefinieerd patroon.

Schuifregelaar Tint
Wanneer Hatch Type is ingesteld op Gradient, geeft u met deze optie de tint (de geselecteerde kleur gemengd met wit) op van de kleur die moet worden gebruikt voor een verloopopvulling van één kleur.

naam laag
Hier wordt aangegeven aan welke laag de arceerobjecten worden toegevoegd.

Relative to Paper Space
Hiermee schaalt u het arceerpatroon ten opzichte van de papierkadereenheden. Met deze optie kunt u arceerpatronen eenvoudig weergeven op een schaal die geschikt is voor uw lay-out. Deze optie is alleen beschikbaar vanuit een lay-out.

Double
Hiermee tekent u voor door de gebruiker gedefinieerde patronen een tweede set lijnen onder een hoek van 90 graden ten opzichte van de oorspronkelijke lijnen, waardoor er een kruisarcering ontstaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u Hatch Type instelt op User Defined.

ISO Pen Width
Hiermee kunt u een vooraf gedefinieerd ISO-patroon schalen op basis van de geselecteerde pendikte. Deze optie is alleen beschikbaar als er een ISO-patroon is opgegeven.

Origin
Hiermee wordt het beginpunt bepaald voor de generatie van arceerpatronen. Sommige arceringen, zoals baksteenpatronen, moeten uitgelijnd worden met een punt op de arceergrens. De oorsprongen van alle arceringen corresponderen standaard met de actieve UCS-oorsprong.

Set Origin
Hiermee wordt het nieuwe oorsprongspunt van de arcering rechtstreeks gespecificeerd.

Bottom Left (linksonder)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld via de linkerbenedenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Bottom Right (rechtsonder)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de rechterbenedenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Top Left (linksboven)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de linkerbovenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Top Right (rechtsboven)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de rechterbovenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Midden
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op het midden van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Use Current Origin
Hiermee wordt de oorsprong van de arcering ingesteld op de standaardlocatie die in de systeemvariabele HPORIGIN bewaard wordt.

Store as Default Origin
Met deze optie wordt de waarde van het nieuwe oorsprongspunt van de arcering in de systeemvariabele HPORIGIN bewaard.

Options
Hiermee worden verschillende veelgebruikte arceer- of vulopties bepaald.

Associative
Hiermee geeft u op dat de arcering of opvulling associatief is. Een arcering of vulling die associatief is, wordt bijgewerkt wanneer u de grensobjecten ervan bijwerkt. (systeemvariabele HPASSOC)

Annotative
Hiermee geeft u op dat de arcering annotatief is. Met deze eigenschap automatiseert u het proces voor het schalen van annotaties, zodat ze met de juiste grootte op het papier worden geplot of weergegeven. (systeemvariabele HPANNOTATIVE)

Match Properties

Use Current Origin
Hiermee worden de eigenschappen van een arcering ingesteld met een geselecteerd arceerobject, behalve de arceeroorsprong.

Use Source Hatch Origin
Hiermee worden de eigenschappen van een arcering ingesteld met een geselecteerd arceerobject, inclusief de arceeroorsprong.

Gap Tolerance
Hiermee stelt u de maximumtussenruimte in die genegeerd mag worden wanneer objecten als arceergrens gebruikt worden. De standaardwaarde, 0, geeft aan dat de objecten het gebied omsluiten, zonder tussenruimten.

Verplaats de schuifregelaar of voer een waarde in van 0 tot 5000, in tekeneenheden, om de maximale tussenruimte in te stellen die genegeerd mag worden wanneer de objecten als arceergrens dienen. Ruimten die gelijk zijn aan of kleiner dan de gespecificeerde waarde worden genegeerd, en de grens wordt als gesloten behandeld. (systeemvariabele HPGAPTOL)

Create Separate Hatches
Met deze optie bepaalt u of er één of meer arceerobjecten gemaakt worden wanneer er meerdere, afzonderlijke, gesloten grenzen gespecificeerd worden. (systeemvariabele HPSEPARATE)

Islands

Normal Island Detection
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Als er een intern eiland wordt aangetroffen, wordt de arcering of opvulling uitgeschakeld tot er een ander eiland in het eiland wordt aangetroffen. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

Outer Island Detection
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Met deze optie wordt alleen het opgegeven gebied gearceerd of opgevuld en blijven de interne eilanden onaangetast. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

Ignore Island Detection
Hiermee worden alle interne objecten genegeerd en loopt de arcering of opvulling door de objecten heen. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

No Island Detection
Hiermee wordt eilandherkenning uitgeschakeld.

Draw Order
Hiermee wijst u een tekenvolgorde aan een arcering of opvulling toe. U kunt een arcering of opvulling achter alle andere objecten, vóór alle andere objecten, achter de arceergrens of vóór de arceergrens plaatsen. (systeemvariabele HPDRAWORDER)

Paneel Close

Close Hatch Editor
Hiermee wordt de Hatch Editor beëindigd en de contextafhankelijke tab gesloten.

U kunt de Hatch Editor ook sluiten via Enter of Esc.

-HATCHEDIT

Hierbij worden opdrachtprompts gebruikt om arceringseigenschappen te wijzigen, zoals patroon, schaal en hoek voor een bestaande arcering of opvulling.

De volgende prompts worden weergegeven.

Select hatch object:

Enter hatch option [DIsassociate/Style/Properties/DRaw order/ADd boundaries/Remove boundaries/recreate Boundary/ASsociate/separate Hatches/Origin/ANnotative/ hatch COlor/ LAyer/ Transparency] : voer een optie in of druk op Enter

Disassociate
Hiermee maakt u associatieve arceringen of opvullingen niet-associatief.

Style
Hiermee kunt u de methode opgeven waarmee begrenzingen binnen de buitenste grens moeten worden gearceerd of opgevuld.

Ignore
Hiermee worden alle interne objecten genegeerd en loopt de arcering of opvulling door de objecten heen.

Outer (Recommended)
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Met HATCH wordt arcering of opvulling uitgeschakeld als er een intern eiland wordt aangetroffen. Met deze optie wordt alleen het buitenste deel van de structuur gearceerd of opgevuld en blijft de interne structuur leeg.

Normal
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Als er een intern eiland wordt aangetroffen met HATCH , wordt de arcering of opvulling uitgeschakeld tot er een ander eiland wordt aangetroffen.

Properties
Hiermee geeft u nieuwe eigenschappen op voor de geselecteerde arcering. Zie -HATCH voor meer informatie over het instellen van patroon- en opvuleigenschappen achter de opdrachtprompt.

Draw Order
Hiermee wijst u een tekenvolgorde aan een arcering of opvulling toe. U kunt een arcering of opvulling achter alle andere objecten, vóór alle andere objecten, achter de arceergrens of vóór de arceergrens plaatsen. (systeemvariabele HPDRAWORDER)

Add Boundaries
Hiermee wijzigt u de grenzen van een arcering of opvulling door grenzen toe te voegen.

Zie Add: Pick Points of Add: Select Objects voor meer informatie.

Remove Boundaries
Hiermee wijzigt u de grenzen van een arcering of opvulling door grenzen te verwijderen.

Zie Remove Boundaries voor meer informatie.

Recreate Boundary
Hiermee wordt een polylijn of 2D-entiteit rond de geselecteerde arcering of vulling gemaakt, en kan het hatch-object er eventueel aan gekoppeld worden.

Zie Recreate Boundary voor meer informatie.

Associate
Hiermee geeft u op dat de arcering of opvulling associatief is. Een arcering of vulling die associatief is, wordt bijgewerkt wanneer u de grensobjecten ervan bijwerkt.

Specify Internal Point
Hiermee kunt u een grens bepalen met behulp van bestaande objecten die een ingesloten gebied rond het opgegeven punt vormen en de geselecteerde arcering aan de grensobjecten koppelen.

Select Objects
Hiermee kunt u een grens bepalen met behulp van geselecteerde objecten die een ingesloten gebied vormen en de geselecteerde arcering aan de grensobjecten koppelen.

Separate Hatches
Met deze optie bepaalt u of er één of meer arceerobjecten gemaakt worden wanneer er meerdere, afzonderlijke, gesloten grenzen gespecificeerd worden.

Origin
Hiermee wordt het beginpunt bepaald voor de generatie van arceerpatronen. Sommige arceringen, zoals baksteenpatronen, moeten uitgelijnd worden met een punt op de arceergrens. De oorsprongen van alle arceringen corresponderen standaard met de actieve UCS-oorsprong.

Use Current Origin
Hiermee stelt u de waarde van de systeemvariabele HPORIGINMODE in. De onderstaande laatste vijf opties komen overeen met de waarden 1-5.

Set New Origin
Hiermee wordt het nieuwe oorsprongspunt van de arcering rechtstreeks gespecificeerd.

Default to Boundary Extents
Hiermee wordt een nieuwe oorsprong berekend op basis van de rechthoekige begrenzingen van de arcering. U kunt kiezen uit elk van de vier hoeken van de begrenzingen en hun middelpunt. Ook kunt u de waarde van het nieuwe oorsprongpunt van de arcering opslaan in de systeemvariabele HPORIGIN.

Annotative
Hiermee geeft u op dat de arcering annotatief is. Met deze eigenschap automatiseert u het proces voor het schalen van annotaties, zodat ze met de juiste grootte op het papier worden geplot of weergegeven.

Hatch Color
Hiermee wordt de huidige kleur overschreven door een opgegeven kleur voor arceerpatroon en effen opvullingen. De kleurwaarde wordt opgeslagen in de systeemvariabele HPCOLOR. Wanneer Hatch Type is ingesteld op Pattern, kunt u ook een nieuwe achtergrondkleur opgeven. De waarde van de achtergrondkleur wordt opgeslagen in de systeemvariabele HPBACKGROUNDCOLOR.

Als u de arceerkleur wilt terugzetten op de huidige objectkleur, typt u "." of Use Current. Als u de achtergrondkleur wilt uitschakelen, typt u "." of none.

Default object color
Geef het kleurnummer op (1 t/m 255) of de kleurnaam (de naam van een van de eerste zeven kleuren). Als u bijvoorbeeld de kleur rood wilt instellen, typt u het ACI-nummer (AutoCAD Color Index) 1 of de ACI-naam red. U kunt de arceerkleur ook instellen op ByLayer of ByBlock.

Truecolor
Definieer een RGB-kleur in waarden van 0 t/m 255, zoals 210,155,95.

Colorbook
Geef een aangepaste kleur op uit een kleurenboek dat op uw systeem is geïnstalleerd.

Layer
Hiermee worden de nieuwe arceerobjecten aan de opgegeven laag toegewezen, waarmee de actieve laag wordt overschreven. Typ Use Current of "." om de actieve laag te gebruiken.

Transparency
Hiermee wordt het transparantieniveau voor nieuwe arceringen of opvullingen ingesteld en de huidige objecttransparantie overschreven. Typ Use Current of "." om de huidige instelling voor objecttransparantie te gebruiken.


De volgende opties worden weergegeven:

Paneel Boundaries

Pick Points
Hiermee bepaalt u een grens van bestaande objecten die een omsloten gebied rond het gespecificeerde punt vormen.

Terwijl u interne punten uitzoekt, kunt u op elk moment een snelmenu met verschillende opties weergeven door met de rechtermuisknop in de tekening te klikken.

Select
Hiermee kunt u een grens bepalen met behulp van geselecteerde objecten die een ingesloten gebied vormen.

Wanneer u de optie Select Objects gebruikt, worden objecten binnen de grens niet automatisch gedetecteerd. U moet de objecten binnen de geselecteerde grens selecteren, zodat die objecten in de actieve eilandherkenningsstijl kunnen worden gearceerd of opgevuld.

Telkens wanneer u op Select Objects klikt, wordt de vorige selectiegroep met HATCH gewist.

Terwijl u objecten selecteert, kunt u op elk moment een snelmenu weergeven door met de rechtermuisknop in de tekening te klikken. U kunt de laatste selectie of alle selecties annuleren, de selectiemethode wijzigen, de stijl voor het herkennen van eilanden wijzigen, of een schermvoorbeeld van de arcering of verloopopvulling bekijken.

Remove
Hiermee verwijdert u alle objecten van de grensdefinitie die er eerder aan toegevoegd waren.

Recreate
Hiermee wordt een polylijn of 2D-entiteit rond de geselecteerde arcering of vulling gemaakt, en kan het hatch-object er eventueel aan gekoppeld worden.

Display Boundary Objects
Hiermee worden de kadergrips voor de geselecteerde arcering weergegeven zodat u zowel de begrenzing als het arceerobject via de grips kunt bewerken.

Wanneer u een niet-associatieve arcering selecteert of de optie Display Boundary Objects gebruikt, worden er de kadergrips van de arcering weergegeven.

Wanneer u een associatieve arcering selecteert, wordt er één grippunt weergegeven. Gebruik de optie Display Boundary Objects om de kadergrips weer te geven voor de objecten die aan de arcering gekoppeld zijn. U kunt associatieve arceringen alleen bewerken door de grips van de gekoppelde grensobjecten te verslepen.

Don’t Retain Boundaries
Er wordt geen apart object gemaakt dat de arcering omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Retain Boundaries - Polyline
Hiermee wordt een polylijn gemaakt die het arceerobject omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Retain Boundaries - Region
Hiermee wordt een 2D-entiteitobject gemaakt dat elk arceerobject omsluit. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Zie Gebieden (2D-entiteiten) maken en combineren in de Gebruikershandleiding voor meer informatie over 2D-entiteiten.

Select New Boundary Set
Hiermee geeft u een beperkte groep objecten, een grensset genaamd, op voor evaluatie door het selectiepunt wanneer u de arcering maakt.

Use Current Viewport
Hier definieert u de grensset van alle objecten binnen de begrenzingen van het actieve venster. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Use Boundary Set
Hiermee definieert u de grensset op basis van de objecten die u met Define Boundary Set hebt geselecteerd. Deze optie is alleen beschikbaar tijdens het maken van arceringen.

Paneel Pattern
Hiermee kunt u schermvoorbeelden weergeven van alle vooraf gedefinieerde en aangepaste patronen.

Paneel Properties

Hatch Type
Hiermee geeft u op wat u wilt maken: een effen opvulling, een verloop, een vooraf gedefinieerd arceerpartroon of een door de gebruiker gedefinieerd arceerpatroon.

Vooraf gedefinieerde patronen zijn opgeslagen in het bijgeleverde bestand acad.pat of acadiso.pat.

Door de gebruiker gedefinieerde patronen zijn gebaseerd op het actieve lijntype in uw tekening. Een aangepast patroon is een patroon dat gedefinieerd is in een van de aangepaste PAT-bestanden die u aan het zoekpad hebt toegevoegd.

Hatch Color or Gradient Color 1
Hiermee geeft u de huidige kleur voor effen opvullingen en arceerpatronen op, of de eerste van twee verloopkleuren.

Background Color or Gradient Color 2
Hiermee geeft u de achtergrondkleur voor arceerpatronen op, of de tweede verloopkleur. Wanneer Hatch Type is ingesteld op Solid, is Gradient Color 2 niet beschikbaar.

Transparency
Hiermee wordt het transparantieniveau voor nieuwe arceerobjecten ingesteld en de standaardtransparantie voor het object overschreven.

Angle
Hiermee geeft u voor arceerobjecten van het type Gradient en Pattern een hoek op, relatief aan de X-as van het huidige UCS. Stel de arceerhoek in tussen de 0 en 359 graden met behulp van de schuifregelaar.

Scale
Hiermee vergroot of verkleint u een vooraf gedefinieerd of een aangepast arceerpatroon.

Spacing
Wanneer Hatch Type is ingesteld op User Defined, geeft u met deze optie de afstand tussen de lijnen op in een door de gebruiker gedefinieerd patroon.

Schuifregelaar Tint
Wanneer Hatch Type is ingesteld op Gradient, geeft u met deze optie de tint (de geselecteerde kleur gemengd met wit) op van de kleur die moet worden gebruikt voor een verloopopvulling van één kleur.

naam laag
Hier wordt aangegeven aan welke laag de arceerobjecten worden toegevoegd.

Relative to Paper Space
Hiermee schaalt u het arceerpatroon ten opzichte van de papierkadereenheden. Met deze optie kunt u arceerpatronen eenvoudig weergeven op een schaal die geschikt is voor uw lay-out. Deze optie is alleen beschikbaar vanuit een lay-out.

Double
Hiermee tekent u voor door de gebruiker gedefinieerde patronen een tweede set lijnen onder een hoek van 90 graden ten opzichte van de oorspronkelijke lijnen, waardoor er een kruisarcering ontstaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u Hatch Type instelt op User Defined.

ISO Pen Width
Hiermee kunt u een vooraf gedefinieerd ISO-patroon schalen op basis van de geselecteerde pendikte. Deze optie is alleen beschikbaar als er een ISO-patroon is opgegeven.

Origin
Hiermee wordt het beginpunt bepaald voor de generatie van arceerpatronen. Sommige arceringen, zoals baksteenpatronen, moeten uitgelijnd worden met een punt op de arceergrens. De oorsprongen van alle arceringen corresponderen standaard met de actieve UCS-oorsprong.

Set Origin
Hiermee wordt het nieuwe oorsprongspunt van de arcering rechtstreeks gespecificeerd.

Bottom Left (linksonder)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld via de linkerbenedenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Bottom Right (rechtsonder)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de rechterbenedenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Top Left (linksboven)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de linkerbovenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Top Right (rechtsboven)
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op de rechterbovenhoek van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Midden
De oorsprong van de arcering wordt ingesteld op het midden van de rechthoekige begrenzingen van de arceeromtrek.

Use Current Origin
Hiermee wordt de oorsprong van de arcering ingesteld op de standaardlocatie die in de systeemvariabele HPORIGIN bewaard wordt.

Store as Default Origin
Met deze optie wordt de waarde van het nieuwe oorsprongspunt van de arcering in de systeemvariabele HPORIGIN bewaard.

Options
Hiermee worden verschillende veelgebruikte arceer- of vulopties bepaald.

Associative
Hiermee geeft u op dat de arcering of opvulling associatief is. Een arcering of vulling die associatief is, wordt bijgewerkt wanneer u de grensobjecten ervan bijwerkt. (systeemvariabele HPASSOC)

Annotative
Hiermee geeft u op dat de arcering annotatief is. Met deze eigenschap automatiseert u het proces voor het schalen van annotaties, zodat ze met de juiste grootte op het papier worden geplot of weergegeven. (systeemvariabele HPANNOTATIVE)

Match Properties

Use Current Origin
Hiermee worden de eigenschappen van een arcering ingesteld met een geselecteerd arceerobject, behalve de arceeroorsprong.

Use Source Hatch Origin
Hiermee worden de eigenschappen van een arcering ingesteld met een geselecteerd arceerobject, inclusief de arceeroorsprong.

Gap Tolerance
Hiermee stelt u de maximumtussenruimte in die genegeerd mag worden wanneer objecten als arceergrens gebruikt worden. De standaardwaarde, 0, geeft aan dat de objecten het gebied omsluiten, zonder tussenruimten.

Verplaats de schuifregelaar of voer een waarde in van 0 tot 5000, in tekeneenheden, om de maximale tussenruimte in te stellen die genegeerd mag worden wanneer de objecten als arceergrens dienen. Ruimten die gelijk zijn aan of kleiner dan de gespecificeerde waarde worden genegeerd, en de grens wordt als gesloten behandeld. (systeemvariabele HPGAPTOL)

Create Separate Hatches
Met deze optie bepaalt u of er één of meer arceerobjecten gemaakt worden wanneer er meerdere, afzonderlijke, gesloten grenzen gespecificeerd worden. (systeemvariabele HPSEPARATE)

Islands

Normal Island Detection
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Als er een intern eiland wordt aangetroffen, wordt de arcering of opvulling uitgeschakeld tot er een ander eiland in het eiland wordt aangetroffen. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

Outer Island Detection
Hiermee arceert u een object of vult u dit op vanaf de buitenste grens naar binnen. Met deze optie wordt alleen het opgegeven gebied gearceerd of opgevuld en blijven de interne eilanden onaangetast. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

Ignore Island Detection
Hiermee worden alle interne objecten genegeerd en loopt de arcering of opvulling door de objecten heen. (systeemvariabele HPISLANDDETECTION)

No Island Detection
Hiermee wordt eilandherkenning uitgeschakeld.

Draw Order
Hiermee wijst u een tekenvolgorde aan een arcering of opvulling toe. U kunt een arcering of opvulling achter alle andere objecten, vóór alle andere objecten, achter de arceergrens of vóór de arceergrens plaatsen. (systeemvariabele HPDRAWORDER)

Paneel Close

Close Hatch Editor
Hiermee wordt de Hatch Editor beëindigd en de contextafhankelijke tab gesloten.

U kunt de Hatch Editor ook sluiten via Enter of Esc.

SketchUp Pro - Stunt aanbieding