Heeft u een AutoCAD vraag?

Voordat je een vraag plaatst altijd eerst even de zoek functie gebruiken!

Ga naar het onderwerp en stel uw vraag onderaan de pagina.

Hiermee beheert u referentieafbeeldingen in de actieve tekening.

Overzicht
De oude Image Manager wordt weergegeven. De opdracht IMAGE geeft nu het palet External References weer.
Opmerking
Deze opdracht wordt uit toekomstige releases verwijderd.

IMAGE
Hiermee wordt het palet External References weergegeven.

Oproepmethoden

IMAGE Knop


ac.mouse Menu: Insert  External ReferencesTyp externalreferences achter de opdrachtprompt.
ac.mouse Werkbalk: Reference
Snelmenu: Selecteer een beeld, rechtsklik in het tekengebied en kies Image External References.

Overzicht
Het palet External References wordt weergegeven.

Als u -image typt achter de opdrachtprompt, worden er opties weergegeven.

-IMAGE

Lijst met prompts

De volgende prompts worden weergegeven.

Enter image option [?/Detach/Path/Reload/Unload/Attach] : Voer een optie in of druk op Enter

?—List Images
Hiermee vraagt u een lijst op waarin de beelden in alfabetische volgorde zijn gerangschikt. Verder ziet u in deze lijst het aantal malen dat de beelden aan de tekening zijn gekoppeld en het pad waarin het beeld is opgeslagen. Beelden worden altijd in alfabetische volgorde weergegeven, ongeacht de instelling van de systeemvariabele MAXSORT.

Detach
Hiermee koppelt u het opgegeven beeld los van de tekening, markeert u het om het te verwijderen en verwijdert u het beeld uit de gehele tekening.

Path
Hiermee werkt u de padnaam van een bepaald beeld bij (inclusief de bestandsnaam). Deze optie is handig als u de locatie van een beeldbestand hebt gewijzigd, het bestand een andere naam hebt gegeven of een oud beeld hebt vervangen door een nieuw beeld. U kunt bijvoorbeeld het bestand beeld01.pcxbijwerken en opslaan als beeld02.pcx.

Als u een sterretje (*) invoert, wordt de volgende prompt weergegeven:

Old path: Hier wordt de huidige padnaam voor elk beeld weergegeven

Enter New path: Voer de nieuwe padnaam in voor het opgegeven beeld

Reload
Hiermee laadt u de geselecteerde beelden opnieuw, zodat die gegevens kunnen worden weergegeven en geplot.

Unload
Hiermee verwijdert u beeldgegevens uit het werkgeheugen zodat de beelden niet meer worden weergegeven en de prestaties van het systeem worden verbeterd. Alle informatie betreffende het beeld in de tekening blijft behouden. Het beeldkader van elk gekoppeld beeld blijft zichtbaar.

Attach
Hiermee koppelt u een nieuw beeld of een kopie van een gekoppeld beeld aan de actieve tekening. Het dialoogvenster Select Image File (een standaarddialoogvenster voor bestandsselectie) wordt weergegeven.

De bestandsnaam zonder de extensie wordt toegewezen als de beeldnaam. Namen van beelden mogen bestaan uit maximaal 255 tekens en kunnen letters, cijfers en spaties bevatten, evenals speciale tekens die niet door Microsoft Windows of dit programma worden gebruikt. Als de bestandsnaam geen geldige naam is voor een niet-grafisch object, wordt het dialoogvenster Substitute Image Name geopend. Een geldige beeldnaam wordt gegenereerd uit de bestandsnaam, en een onderstrepingsteken en nummer worden aan de naam toegevoegd.

Als er in de tekening een definitie met dezelfde naam en hetzelfde pad bestaat, worden de volgende prompts weergegeven en wordt het beeld als kopie ingevoegd:

Image file name has already been loaded.

Use IMAGE Reload to update its definition.

Specify insertion point : Geef een invoegpositie op

Base image size: Width: actieve breedte, Height: actieve hoogte, actieve eenheid

Specify scale factor: voer een waarde in of druk op Enter

Specify rotation angle : voer een waarde in of druk op Enter

Als de systeemvariabele FILEDIA is ingesteld op 0, wordt de volgende prompt weergegeven in plaats van het dialoogvenster:

Enter image file name to attach : typ de naam van een beeld

De laatste beeldnaam die tijdens de huidige sessie aan de tekening is gekoppeld, is de standaardinstelling. Om fouten te voorkomen kunt u het beste zowel de beeldnaam als de bestandsnaam opgeven, zoals hierna is aangegeven:

imagename=path name\long file name.bmp

of

imagename="path name\long file name.bmp"

Als u een geldige beeldnaam invoert zonder een bestandsextensie, zoekt het programma in deze volgorde naar het bestand: eerst zoekt het naar een bestaande beelddefinitie in de tekening, en dan naar een beeldbestand in de mappen in de volgorde van het zoekpad. Het programma zoekt naar alle beeldbestanden met de opgegeven naam, ongeacht de extensie van de bestanden. Vervolgens wordt de eerste naam gebruikt die wordt gevonden. Als er geen beeldnaam of beeldbestand gevonden is, wordt het bericht Image Not Found weergegeven en wordt de prompt herhaald.

Als u een lange bestandsnaam wilt opgeven die niet voldoet aan de regels van dit programma voor de naamgeving van bestanden, voert u de naam als volgt in:

"imagename=filename"

U kunt een dialoogvenster gebruiken om naar beeldbestanden te zoeken en toch de conventie beeldnaam=bestandsnaam achter de opdrachtprompt invoeren. Typ een tilde (~) achter de prompt Enter Image File Name to Attach. Als u op Esc drukt nadat het dialoogvenster is geopend, wordt de prompt Enter Image Name weergegeven.

SketchUp Pro - Stunt aanbieding