Selecteer vlakken, randen en hoekpunten in 3D-objecten.
Een subobject is een vlak, rand of hoekpunt van een volume-, oppervlak- of meshobject.
Subobjecten selecteren
Houd Ctrl ingedrukt terwijl u het object selecteert om vlakken, randen of hoekpunten van een 3D-object te selecteren. (Als u een filter voor subobjecten hebt ingesteld, hoeft u niet eerst op Ctrl te drukken).
Geselecteerde subobjecten geven verschillende soorten grips weer, afhankelijk van het subobjecttype.
U kunt een of meer subobjecten selecteren op een willekeurig aantal 3D-objecten. De selectieset kan meer dan één type subobject bevatten. Houd Ctrl ingedrukt terwijl u subobjecten selecteert bij de selectiepromts van de opdrachten MOVE, ROTATE, SCALE en ERASE.
U kunt een item uit de selectieset verwijderen door de Shift-toets in te drukken en het opnieuw te selecteren.
Subobjecten op samengestelde 3D-volumen selecteren
Houd Ctrl ingedrukt om vlakken, randen en hoekpunten op samengestelde volumen te selecteren. Als de eigenschap History van het samengestelde volume is ingesteld op Record, selecteert u met de eerste selectie misschien het geschiedenissubobject. (Het geschiedenissubobject is het gedeelte van het oorspronkelijke object dat verwijderd werd tijdens de bewerkingen Union, Subtract of Intersect. Terwijl u Ctrl nog steeds ingedrukt houdt, maakt u verdere selecties zoals een vlak, rand of hoekpunt op de oorspronkelijke vorm.
Wanneer u een selectiefilter voor subobjecten instelt, kunt u het vlak, de rand of het hoekpunt selecteren door er één keer op te klikken.
Procedure
U selecteert een of meer vlakken, randen of hoekpunten op een 3D-object als volgt:
1. Houdt Ctrl ingedrukt en klik op een vlak, hoek of hoekpunt.
Opmerking: Als er een selectiefilter voor subobjecten actief is, hoeft u niet op Ctrl te drukken voordat u op een vlak, rand of hoekpunt klikt.
2. Herhaal stap 1 totdat alle subobjecten geselecteerd zijn.
Een subobject uit een selectieset verwijderen
- Houd Ctrl+Shift ingedrukt. Klik op een geselecteerd vlak, geselecteerde hoek of geselecteerd hoekpunt.
Indien de grip wordt weergegeven, verandert deze van rood naar blauw.
Opmerking: Als er een selectiefilter voor subobjecten actief is, hoeft u niet op Ctrl te drukken voordat u op een vlak, rand of hoekpunt klikt.
Een vlak, rand of hoekpunt selecteren op een geschiedenisvorm van een samengesteld volume
1. Klik op tabblad Home > paneel Subobject > Edge, Vertex of Face.
2. Klik op de geschiedenisvorm op een vlak, rand of hoekpunt.
Opmerking: Als de eigenschap Show History voor het geschiedenissubobject niet is ingeschakeld, kunt u de geschiedenis weergeven door op Ctrl te drukken terwijl u de cursor over het object beweegt.
Opdrachten
DSETTINGS
Hiermee stelt u het magnetisch raster, polaire en objectmagneettracking, de objectmagneetmodi, Dynamic Input en Quick Properties in.
ERASE
Hiermee worden objecten uit een tekening verwijderd.
MOVE
Hiermee worden objecten over een opgegeven afstand in een opgegeven richting verplaatst.
ROTATE
Hiermee worden objecten rond een basispunt geroteerd.
SCALE
Hiermee worden geselecteerde objecten vergroot of verkleind, maar blijven de proporties van het object na het schalen hetzelfde.
SELECT
Hiermee kunt u geselecteerde objecten opnemen in de selectiegroep Previous.
SOLIDEDIT
Hiermee bewerkt u vlakken en randen van 3D-volumeobjecten.
Systeemvariabelen
GRIPHOVER
Bepaalt de vulkleur van een niet-geselecteerde grip wanneer de cursur erop rust.
GRIPOBJLIMIT
Hiermee onderdrukt u de weergave van grips wanneer de selectiegroep meer objecten bevat dan het opgegeven aantal objecten.
GRIPS
Hiermee bepaalt u de weergave van grips op geselecteerde objecten.
GRIPSIZE
Deze systeemvariabele bepaalt de grootte in pixels van het kader dat wordt getekend om de grip weer te geven.
GRIPSUBOBJMODE
Hiermee bepaalt u of grips automatisch geactiveerd worden wanneer u subobjecten selecteert.
LEGACYCTRLPICK
Hiermee specificeert u de toetsen voor successievelijk selecteren en het gedrag voor Ctrl+klik met de linkermuisknop.
SUBOBJSELECTIONMODE
Hiermee filtert u of vlakken, randen, hoekpunten of geschiedenissubobjecten van volumen gemarkeerd worden wanneer u er met de cursor overheen beweegt.